Historie

Nood aan gediversifieerde zorgvormen

 

De Broeders van Liefde toonden al heel vroeg hun belangstelling voor de volwassen doven en de dovengemeenschap. Zij stichtten in 1823 een doveninstituut voor meisjes te Gent en in 1825 één voor jongens. Enkele jaren later werd een doveninstituut voor jongens en meisjes opgericht te Brussel. 

Maurice Buyens, zelf zoon van dove ouders, ervoer zeer sterk dat er nood was aan nazorg voor volwassen dove personen. In samenwerking met de dovengemeenschap van Oost-Vlaanderen startte hij daarom in 1977 vanuit het KOC Sint-Gregorius te Gentbrugge met de vzw “Provinciale Nazorgdienst voor Doven Oost-Vlaanderen”. 

In 1979 richtte het psychiatrisch centrum te Zelzate een vraag aan de Provinciale Nazorgdienst om een residentiële voorziening op te richten waar een volwassen dove terecht kon die toen nog in het psychiatrisch centrum verbleef. Naar aanleiding van die vraag kocht de vzw eind 1979 een huis aan de Van den Heckestraat te Ledeberg. Zonder bijkomende subsidies, maar met hulp van de Bouworde en de dovengemeenschap liet de vzw verbouwingen aan het huis uitvoeren, waardoor korte tijd later de eerste doven er konden intrekken. 

Door daaropvolgende verbouwingen werd het gebouw groter gemaakt en werd het reglementair in orde gebracht, ook qua brandveiligheid. In 1987 waren de verbouwingswerken af en vond voor de tweede keer een officiële opening plaats. Op 1 april 1995 werd de VZW Home Emmaüs door het toenmalig Vlaams Fonds SIPH officieel erkend als tehuis werkenden met 10 plaatsen. Voor de werking werd slechts 1.5 fulltime equivalenten aan opvoedend personeel toegekend. Omdat er nog een beroep kon gedaan worden op personeelsleden in DAC-verband, bleek het toch mogelijk in goede omstandigheden te starten. 

Daarna bleef de vraag naar opvang in een tehuis nog toenemen. Hoofdzakelijk kwamen er vragen tot opvang en verblijf van niet of niet meer werkbekwame doven. Deze personen kwamen echter niet in aanmerking voor het erkende tehuis werkenden. Om die reden voelde de vzw Provinciale Nazorgdienst zich moreel verplicht ook voor deze doven iets te realiseren op het vlak van residentiële opvang. Zonder de zekerheid van een toekomstige erkenning en subsidiëring werden de gebouwen waarin Home Emmaüs was gehuisvest opnieuw verbouwd. 

In 1998 was het geheel uitgebreid met zeven plaatsen voor niet werkende doven. In 1999 werd bij het toenmalig Vlaams Fonds SIPH een aanvraag ingediend om de erkenning van vzw Home Emmaüs uit te breiden met 7 plaatsen tehuis niet-werkenden bezigheid. 

De nood aan gediversifieerde zorgvormen liet zich ook horen vanuit de dovenwereld. Daarom werd in 2000 een aanvraag ingediend tot vergunning en erkenning van 5 plaatsen dagcentrum en 5 plaatsen beschermd wonen. Voor begeleid wonen en thuisbegeleiding dienden we bewust geen aanvraag in omdat doven voor deze zorgvormen in Oost-Vlaanderen terecht kunnen in resp. Wunian Begeleid Wonen en Dienst Thuisbegeleiding voor Auditief Gehandicapten Sint-Lievenspoort, waarmee Home Emmaüs samenwerkt. 

Door het behalen van de 72 % norm kon het tehuis werkenden in 2000 zijn erkend personeel optrekken tot 4,1 fulltime equivalenten. De 6,5 fulltime equivalenten in DAC-verband, die sedert januari 2001 geregulariseerd zijn, zouden op het moment dat het toenmalig Vlaams Fonds SIPH de bijkomende erkenningaanvragen honoreerde officieel binnen die nieuwe projecten worden opgenomen.